Na de portettengalerij van het Facebook-project zoomt Gert Jan uit naar heel de mens. De mens in zijn (bijna) naakte, onbeschermde kwetsbaarheid. Eenzaam. Pijnlijk. Rauw en zonder opsmuk. In forse penseelstreken, maar tegelijk rijk gedetailleerd. Voor ons, als beschouwer, wordt het er niet makkelijker op. De portretten zijn soms tergend confronterend. Ze vergen iets van de toeschouwer – die zich een voyeur voelt, beschaamd en onbeschaamd tegelijk. Ongemakkelijk. Dubbele gevoelens roepen ze op, deze rücksichtsloos neergepenseelde medemensen – waarin we ook onszelf zouden kunnen herkennen. Individu en toch universeel. Is onze geest of onze ziel waarneembaar in onze naakte getergde huid, ons vlees, onze botten? Jawel, de portretten (hoe vervreemdend bij wijlen) vertellen veel aan de goede beschouwer. Ze nodigen uit tot kijken, hoe ongemakkelijk soms ook, tot ervaren, gewaar worden. Gewaar worden wat we werkelijk zijn: tempels van kwetsbaarheid, eenzaamheid en sterfelijkheid. En zo mooi! Uiteindelijk overwint de schoonheid in al zijn onbarmhartigheid.
Ja, deze schilderstijl vraagt om een staccato schrijfstijl. Internet is een prachtig medium, maar schiet vaak ook schromelijk tekort. De portretten van “Zie de Mensch” (Ecce Homo) moeten in het echt gezien worden. In hun volle omvang, met de klodders verf tastbaar op het doek – tastbaar voor al onze zintuigen.
Door Dolf Alberts
1 maart 2015 in galerie BAS10 Sneek
De ontstaansgeschiedenis van Ecce Homo Het idee voor Ecce Homo is ontstaan toen ik op een logeeradres met JoAn, mijn vrouw, ons zag gereflecteerd in een spiegel die tegen het plafond boven het bed was geplaatst. Uit dat beeldidee heeft zich een motief ontwikkeld voor een serie. Mensen in bed. Men moest iets kunnen aflezen aan hoe mensen in bed lagen, alleen of met elkaar.
Het ontwikkelingsproces
Gaandeweg de serie heeft het idee een verandering ondergaan. Het onderwerp is dan nog wel hetzelfde, maar het motief van de mens in zijn slaapomgeving is losgelaten en de nadruk is meer op het thema van de eenzaamheid, broosheid van het bestaan, kwetsbaarheid van geest en leden en de vergankelijkheid komen te liggen, maar misschien speelt melancholie wel de belangrijkste rol. Niet melancholie in de betekenis van klinische depressie, maar in de meer klassieke betekenis van hang naar het verlorene of vooral een onvervuld verlangen en berusting in het lot. In die zin is melancholie binnen mijn werk een verzamelnaam voor eenzaamheid, kwetsbaarheid, vergankelijkheid enz.
Hierdoor ben ik de mens naakt gaan neerzetten. Naaktheid is in de geschiedenis van de kunst al vaker gebruikt als metafoor voor de waarheid, kwetsbaarheid en het niets te verbergen hebben. Dat geldt ook voor Ecce Homo, maar ik wil de mens ook treffen op een onzeker moment en in de waarheid (niet metaforisch gezien) van zijn bestaan.
Voorbeeld:
Op de begrafenis van mijn moeder droeg ik een mooi Engels maatpak. Tijdens de broodmaaltijd nadien was ik, samen met mijn broer, in gesprek met een man die zijn hele leven in de autohandel had gezeten. Hij vertelde dat hij, door jaren lange ervaring, feilloos kon zien wat voor een mensen hij voor zich had en of zij iets te besteden hadden. “Ik heb het altijd juist gehad,”, zei hij, “van u bijvoorbeeld” en hij keek mij aan “kan ik zien dat u een hoge functie bekleedt en een ruim salaris geniet”. Ik vertelde met veel plezier dat ik kunstenaar was, waarop hij zei: “maar dan toch zeker wel heel succesvol en goed betaald”. Toen ik hem zijn illusie ontnam trok hij een gezicht dat goed bij de bijeenkomst paste.
Door de juiste kleren te kiezen kan iemand zichzelf tonen aan een ander zoals hij of zij dat wil en daarmee beïnvloeden hoe er naar hem of haar gekeken wordt. Je kunt aan iemands kleren zien waar we die persoon moeten plaatsen en wat we ervan moeten denken. Als ze naakt zijn valt die vorm van bewuste beïnvloeding weg en daarmee een deel, of geheel, van de vanzelfsprekende zekerheid die we normaal gesproken uitdragen. We moeten met ons naakte lijf duidelijk maken hoe we in het leven staan en dat maakt onzekerder en ongemakkelijk. In mijn werk wil ik proberen onze angsten en/of zwakheden, die we verborgen willen houden voor buitenstaanders uit angst voor misbruik, aan de oppervlakte brengen. In juist die angsten/zwakheden herkennen we onszelf in de zuiverste vorm en daar gaat het om. Let wel: men moet bij het afbeelden onderscheid maken tussen de werkelijkheid en de waarheid. De werkelijkheid is wat het oog feitelijk ziet (het weergeven daarvan kan slechts als decoratief gezien worden) en de waarheid is hoe dat feitelijke zien subjectief geïnterpreteerd wordt. Die interpretatie leidt weer tot verwerking van een mening en/of conclusie en geeft dus inhoud. Het is nu wel duidelijk dat ik dus niet geïnteresseerd ben in de werkelijkheid, maar in de schijn van de werkelijkheid. Anders kan er geen standpunt worden ingenomen of visie gegeven. Hierdoor hebben de schilderijen de mogelijkheid om multi-interpretabel te worden.
Dit alles in ogenschouw genomen is het mij duidelijk geworden dat het beeld rauwer (in vorm en verf) moest worden. Mooie poses wilde ik mijden en het gebaar moest gereduceerd worden tot het minimum: Een klein gebaar heeft meer zeggingskracht, mits het ondersteund wordt door de rust in houding van het figuur. Ook de kleur moest zo sober mogelijk gehouden worden. Wel acht ik het belangrijk dat het werk subtiliteit in tonaliteit en kleur behoudt. Hoe minder kleur gebruikt wordt hoe belangrijker die wordt. Die rauwheid in combinatie met genuanceerde kleur en toon beschouw ik als een zeer waardevol contrast. Schoonheid in de klassieke betekenis speelt geen rol meer.
Werkwijze
Over de verf valt nog wel het een en ander te zeggen.
Pas gaandeweg deze serie is de verf een belangrijkere rol gaan spelen. De verf in combinatie met het thema wordt, als logisch gevolg, rauw opgebracht. Dus er is meer overeenstemming in ‘vorm’ en verf. De manier waarop verf wordt opgebracht moet op een logische manier ondersteunend zijn.
Er is bijvoorbeeld een verschil is in het aanbrengen van verf als je een lijf schildert of wanneer je een planken vloer schildert. De druk op de penseel verandert, alsook de manier waarop je hem vasthoudt. Dat geldt natuurlijk ook voor buik en knie. In beide gevallen is de verfopdracht op een andere wijze tot stand gekomen (je krabt anders op je hoofd dan op je wang). Dat verschil is waarneembaar en van belang. Mijn lijven zitten over het algemeen dikker en anders in de verf dan hun omgeving.
Verder is de grote vorm in de abstracte compositie van belang. Vooral in samenhang met de noodzaak van detail en de genuanceerde kleur en toon. Het detail moet volledig ondersteunend zijn in technische zin, alsmede aan de inhoud van het onderwerp en thema. Technisch gezien staat het detail in mooi contrast met de grote vorm, zoals de nuance van toon en kleur dat doet met de ruwe verfopdracht.
Een bijkomend effect is dat een doek op afstand, door vervloeiing van de toets, een fijne uitstraling krijgt, maar van dichtbij de verfhuid een belangrijkere rol gaat spelen bij de beleving van het schilderij.
Door Gert Jan Slotboom, maart 2015