Gert Jan Slotboom (Wageningen, 1957) heeft door de jaren heen een machtig schilderoeuvre opgebouwd. Hij is een schilder die graag in series werkt. Deze kenmerken zich door verwondering, desolaatheid en eenzaamheid. Geschilderd vanuit het perspectief van een verbaasde buitenstaander. In zijn schilderijen is altijd sprake van een spanning, die tegengestelde adjectieven oproept; onbarmhartige schoonheid, beklemmende behaaglijkheid.


Zijn bruggen en kerkinterieurs zijn overweldigend (ook in omvang), geschilderd vanuit de verwondering van een kind. Een kind dat overdonderd is door de onbevattelijke grootheid van de bouwwerken en structuren; een buitenstaander in de haast mystieke wereld van ‘de grote mensen’. De desolaatheid van de leegstaande kassen, waar de thans in IJlst wonende schilder, als kind in speelde, roepen als schilderij een unheimische melancholie op.


Zeer sterk zijn de dubbele gevoelens in zijn schilderijenreeks Ecce Homo (zie de mens), die de laatste tien jaar zijn ontstaan. De serie toont de mens in zijn (bijna) naakte, onbeschermde kwetsbaarheid. Eenzaam. Pijnlijk. Rauw en zonder opsmuk. In minimaal kleurgebruik en forse penseelstreken, maar tegelijk rijk gedetailleerd. Voor de beschouwer wordt het er niet makkelijker op. De levensgrote portretten zijn soms tergend confronterend. Ze vergen iets van de toeschouwer – die zich een voyeur voelt, beschaamd en onbeschaamd tegelijk. Medemensen waarin we ook onszelf zouden kunnen herkennen. Individu en toch universeel. We worden gewaar wat we werkelijk zijn: tempels van kwetsbaarheid, eenzaamheid en sterfelijkheid. En van een onbarmhartige schoonheid.


Gert Jan Slotboom studeerde in 1983 af aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Volgens eigen zeggen heeft hij “daar het meest geleerd van zijn muziekdocent”.


Door Dolf Alberts